maandag 28 april 2014

Opa

Station Heemstede-Aerdenhout, daar haal je me op. Te laat komt niet in jouw woordenboek voor, dus neem ik expres een trein te vroeg. Geduldig je armen over elkaar, op de parkeerplaats bij de bloemenkraam. Je rug leunend, wachtend tegen je grijze blik. Dat blik waarin doodsangsten samenhangen met jouw uitvoering van het gaspedaal. Want er schuilt uiteraard nog steeds een prima chauffeur in jou. Dan hetzelfde rondje, dezelfde parkeerplaats. Niet te dichtbij, ik moet immers niet denken dat jij niet meer lopen kunt. En voor mij open jij de deur. Want dat hoort zo. Dus het gebeurt zo. Ik geef je een arm en jij loopt mij naar binnen. Een groet en een tafel is wat er volgt. 

Wist je dat ze hier Bavaria schenken in een Amstel glas? Ja Opa. En dat het hier vroeger een stuk rustiger was? Ja Opa. En dat ik jouw stroopwafel van bij je koffie, voor thuis, als extra toetje krijgen zal. Ja Opa. 

Want dat is het patroon, dat is het spel. Wij zijn de spelers en de regels bepaal jij. En ik luister. Ik luister duizend woorden. Duizend woorden maar slechts één verhaal. Hetzelfde verhaal dat nooit verveelt. Want jij bent degene die het vertelt. Lach om dezelfde grapjes, stel dezelfde vragen en breng dezelfde nieuwtjes. Die ook gedateerd nog voldoening geven. 

Of ik nog een cola wil. En dan is het feest alweer voorbij. Genoeg pannenkoeken op. Alcoholvrij bier en een kleintje kaneel. Want dat extra bolletje ijs, was jou nooit teveel. Je brengt me weer weg, ik geef je een kus en stap in m'n trein. Dat het zo gezellig was, en kom gauw maar weer. Ik zwaai en jij terug, want jij gaat naar huis. Maar toch blijf je wachten, tot de conducteur fluit. Dag hoor opa, tot de volgende keer. 

En bij die bloemenkraam op Heemstede-Aerdenhout, zie ik je nog wachten, maar ben je niet meer. 



maandag 21 april 2014

In de rij

Ze is niet thuis, Anne.
Weer niet, nog niet, komt niet meer.
In geschiedenis gevangen,
Kijkt zij op de mensen neer. 

Een voor een achter een ander,
Om de hoek, de stoep en door.
Wachtend braaf een stapje verder,
Dan de volgende weer voor.

Daar gaat je zeldzaam dagje vrij,
Na twee uur op de achterbank.
Met zovelen in de rij,
Voor het huis van Anne Frank. 



woensdag 9 april 2014

Rokjesweer

Terassen vol, de zon die lacht.
Op deze quasi zomerdag.
Met-zonder-jas is net te koud,
Die zonnebril kan echt niet meer,
Ik trap mijn fiets over de grachten,
Waar ik achteloos flaneer.
Wat moet zit binnen, wat wil zit buiten.
Zoals verwachtingsvolle blikken,
Het nog net niet mogen fluiten,
Of aan een ijsje kunnen likken.
Wat mij dan toch weer doet besluiten,
Dat ik m'n benen maar eens scheer.
Voor van die zachte gladde kuiten,
Want het is bijna rokjesweer.